donderdag 8 april 2010

I cantanti sono



De dirigent stapte als laatste de bus in. Hij gaf de buschauffeur een vriendschappelijke klap op zijn schouder en riep: ‘Alla Italia!’ Zijn koor klapte en joelde. Met een eenvoudig gebaar maande hij ze tot stilte. Terwijl de bus begon te rijden, haalde hij een gedeukte snoeptrommel uit zijn rugzak en deelde keelsnoepjes uit. ‘Niet teveel kletsen onderweg,’ zei hij. ‘We moeten de stem sparen.’
Terwijl de weilanden voorbij gleden en overgingen in dicht beboste heuvels en de chauffeur in een lagere versnelling de Alpen doorkruiste, spreidde de dirigent al zijn partituren uit over de achterbank. Hij ging er midden tussenin zitten en pakte de bovenste van de eerste stapel. Zijn blik dwaalde over de noten en terwijl de melodie zich afspeelde in zijn hoofd bedacht hij of deze een plekje zou krijgen in het repertoire van het aanstaande jubileumconcert.
Toen de zon onderging en de hemel roze kleurde, oefenden de alten hun partij. Al snel werden ze bijgestaan door de sopranen. Aangestoken door de vrouwen neurieden de tenoren en de bassen mee; hun stemmen smolten samen met het zachte brommen van de bus. De dirigent spitste zijn oren en kon zich voorstellen waarom zijn koor door de allerbeste componist van het land van de opera’s was uitgenodigd.