Iedere keer als ik om negen uur voor de klas sta om mijn gesprekstraining te starten voor een groep studenten heb ik volledig begrip voor alle moeders die zijn gestopt met werken. Ik vertel de groep welke zorgtaken vooraf zijn gegaan aan het moment dat ik voor ze sta. ‘Denk hieraan als je een partner kiest,’ waarschuw ik ze.Mijn boodschap landt op grond die nog niet is omgeploegd; ze glimlachen. Juf, u wilt niet weten wat wij allemaal hebben moeten ondergaan, hoor ik ze denken. Sommige komen uit oorden diep weg gelegen in Limburg waar in de vroege ochtend maar een keer per uur een bus vertrekt.
Bezweet open ik mijn tas en leg mijn spullen op tafel. Ondertussen kijk ik rond; sommige studenten lijken nog niet echt wakker. Andere wisselen nieuwtjes uit die gisteravond ook zijn rondgegaan via msn of Hyves. Ik luister en probeer aan te haken. Mijn eigen kinderen naderen hen qua leeftijd. Soms vraag ik mijn studenten om advies. Ik moet mijn kinderen vooral loslaten, is hun strenge aanbeveling. ‘We komen er heus wel zonder jullie.’
Ik begin met mijn les. Terwijl ik een aantal begrippen uitleg die van belang zijn voor de oefening, trekt een jongen een blaadje uit zijn tas. Met een zucht begint hij te schrijven. Ik vertel, ze knikken, ik geef een voorbeeld, iemand stelt een vraag… Ik leg de nadruk op hun eigen ervaring als ze het straks zelf uitproberen.
Dan gaat de deur open. Ik kijk op. Haren hangen voor zijn ogen, veters slingeren rond zijn schoenen. Alle ogen zijn op hem gericht. Zeg er iets van, flitst er door me heen.
Hij grimast, trekt zijn hoofd tussen zijn schouders als hij de deur achter zich sluit. Traag sluipt hij naar een dichtstbijzijnde tafel. ‘Sorry,’ fluistert hij. ‘Ik kon er deze keer echt niets aan doen.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten