vrijdag 22 juni 2012

Rinus



De kamer is groot genoeg, zeker als bewegen je moeilijk afgaat. Toch lonkt Rinus’ blik regelmatig naar buiten, naar de balustrade waar twee vogeltjes zich te goed doen aan de pinda’s en zaden in een voederbak. Hij bekijkt het tafereel vanaf zijn bank, in gemakkelijk zittende kleding. Lange slanke vingers liggen op zijn onderarmen, die hij voor zijn buik gevouwen houdt. Hij strijkt door zijn witte haren, duwt ze plat tegen zijn hoofd, maar een donzige pluk blijft rechtop staan.
Vanaf de vijfde verdieping heeft hij uitzicht over de plek waar een deel van zijn vorige leven zich heeft afgespeeld. In de donkerrode flat, enkele honderden meters verderop, wonen zijn twee volwassen zonen. Op de familiefoto staan ze, samen met zijn dochter. Vooraan twee kleinzonen; voetballiefhebbers.
Hij kijkt alle wedstrijden. ‘Als het maar een mooie wedstrijd is.’ En die praatprogramma’s? Zijn ogen glimmen. ‘Ik heb nu een kastje waardoor ik alle Europese wedstrijden kan zien. En als PSV speelt, komt de buurman.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik vind het best.’
Hij recht zijn rug zodat de tekenaar hem goed kan portretteren. Zijn ranke handen zoeken houvast op zijn grijze trui. Vanaf de overkant van de rondweg tuurt de donkerrode flat naar het schouwspel, alsof de zonen glimlachend toekijken. Rinus wijst naar de muur. ‘Op die foto was ik tachtig, nu zijn we vier jaar verder.’
Twee mussen vechten om een pinda. ‘Zijn het mussen? De buurman zegt dat het mezen zijn.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten